De belastingdienst voert intensieve controles uit op de correcte toepassing van de bedrijfsvoorheffing, met een bijzondere focus op managementvennootschappen. In dit artikel leest u alles over de huidige situatie, de gevolgen en hoe u hierop kunt anticiperen.

Strenge controles op managementvennootschap

De belastingdienst heeft haar controles op de correcte toepassing van de bedrijfsvoorheffing geïntensiveerd, met speciale aandacht voor managementvennootschappen. Tijdens deze controles worden vaak inbreuken op de verplichte inhouding van deze voorheffing vastgesteld. Dat kan in sommige gevallen leiden tot dubbele belastingheffing. Voor advies en bijstand kunt u altijd terecht bij een fiscaal advocaat.

Het principe van bedrijfsvoorheffing in het fiscaal recht

Bedrijfsvoorheffing is een systeem waarbij de schuldenaar van bepaalde inkomsten, meestal de werkgever, een deel van de aan de werknemer te betalen bezoldigingen inhoudt en aan de belastingdienst doorstort. Deze ingehouden bedrijfsvoorheffing wordt later verrekend met de door de werknemer verschuldigde personenbelasting. Als er te veel is ingehouden, krijgt de belastingplichtige werknemer een terugbetaling. Is er te weinig ingehouden, dan moet de belastingplichtige werknemer bijbetalen. Bedrijfsvoorheffing fungeert dus als een voorschot op de personenbelasting.

De wet bepaalt welk percentage van het brutoloon als bedrijfsvoorheffing moet worden ingehouden en doorgestort. Dat percentage varieert van 26,75% tot 53,50% en hangt af van specifieke omstandigheden zoals het aantal personen ten laste. Fiscaal recht regelt deze percentages en omstandigheden. Een fiscaal advocaat kan helpen bij het naleven van deze regels.

Ook voor de bedrijfsleider van de management vennootschap

De wet verplicht ook de inhouding en doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor bedrijfsleiders. Een management vennootschap mag dus niet het volledige brutobedrag van haar bezoldiging aan de bedrijfsleider uitbetalen.

De belastingdienst heeft echter vastgesteld dat sommige management vennootschappen deze verplichting niet altijd correct naleven. Soms beschouwen zij de bindende tarieven van de bedrijfsvoorheffing slechts als richtlijnen en houden soms helemaal geen bedrijfsvoorheffing in.

Gevolgen van niet-inhouding

Wanneer er geen of te weinig bedrijfsvoorheffing wordt ingehouden, ontvangt de bedrijfsleider zijn volledige bruto bezoldiging. Aangezien deze volledige bruto bezoldiging moet worden aangegeven in de personenbelasting en er geen bedrijfsvoorheffing werd ingehouden die hiermee kan worden verrekend, zal de bedrijfsleider een hoger bedrag aan personenbelasting moeten betalen. Dat betekent slechts een uitstel van de betaling van de verschuldigde personenbelasting. Een fiscaal advocaat kan u adviseren over de beste aanpak in dergelijke situaties.

Belastbaar voordeel van alle aard?

De belastingdienst is van mening dat de niet-ingehouden bedrijfsvoorheffing een belastbaar voordeel van alle aard vormt. Tijdens een controleactie hebben ze bedrijfsleiders aanvullende aanslagen in de personenbelasting gestuurd, waarbij het bedrag van de niet-ingehouden bedrijfsvoorheffing integraal werd toegevoegd aan hun belastbare bezoldigingen. Tegelijkertijd werd aan de vennootschap die de bezoldigingen had uitgekeerd een aanslag in de bedrijfsvoorheffing verzonden voor hetzelfde bedrag, zelfs nadat de bedrijfsleider zijn personenbelasting zonder verrekening van enige bedrijfsvoorheffing al had betaald.

Dit standpunt van de belastingdienst is voor kritiek vatbaar. Het druist in tegen de basisprincipes van de bedrijfsvoorheffing en voordelen van alle aard. De bedrijfsvoorheffing is in wezen een voorschot op de personenbelasting en de niet-inhouding hiervan leidt slechts tot een tijdelijk cashflow-voordeel voor de belastingplichtige. Uiteindelijk betaalt de belastingplichtige toch de verschuldigde personenbelasting, waardoor de Schatkist geen verlies lijdt, maar hoogstens een vertraging in de ontvangst van de inkomsten ervaart.

Enkel een rentevoordeel? Raadpleeg een fiscaal advocaat!

Een meer correcte benadering zou zijn om de niet-inhouding van de bedrijfsvoorheffing te beschouwen als een renteloze lening. De bedrijfsleider kan tijdelijk beschikken over meer middelen, maar moet deze later, bij het vaststellen van de aanslag in de personenbelasting, alsnog volledig afdragen. Dit valt onder de regels van het fiscaal recht. Een fiscaal advocaat kan u helpen bij het begrijpen en toepassen hiervan.

Mogelijke pragmatische benadering

U kunt overwegen om uw vennootschap de nagevorderde bedrijfsvoorheffing, vermeerderd met nalatigheidsinteresten, alsnog te laten betalen aan de Schatkist. Via een bezwaarschrift of verzoek tot ambtshalve ontheffing kan vervolgens de verrekening met de personenbelasting worden gevraagd, wat in principe zal leiden tot een teruggave van de personenbelasting. Belangrijk hierbij is dat de vennootschap de aldus betaalde bedrijfsvoorheffing, die heeft geresulteerd in een teruggave van de personenbelasting ten voordele van de bedrijfsleider, nog terugvordert van de bedrijfsleider. Anders zal de belastingdienst terecht stellen dat de bedrijfsleider een voordeel van alle aard ten belope van het volledige bedrag van de bedrijfsvoorheffing heeft ontvangen.

Gelet op de vele discussies die zijn ontstaan naar aanleiding van deze houding van de belastingdienst, staan de betwistingen momenteel on hold in afwachting van een standpunt van het hoofdbestuur over deze materie. Wordt vervolgd.

Neem voor meer informatie contact op met Joke Brabants (Dit E-mail adres wordt beschermd tegen spambots. U moet JavaScript geactiveerd hebben om het te kunnen zien.), Stefan Geluyckens (Dit E-mail adres wordt beschermd tegen spambots. U moet JavaScript geactiveerd hebben om het te kunnen zien.) of Jan Van Hemelen (Dit E-mail adres wordt beschermd tegen spambots. U moet JavaScript geactiveerd hebben om het te kunnen zien.).